
Hoe Nederland steeds meer last krijgt van georganiseerde misdaad en wat het kan leren van Italië
On 15 januari 2025 by Michiel AlbertsHoe Nederland steeds meer gebukt gaat onder georganiseerde misdaad was goed te zien in het Marengo-proces. Hoofdverdachte Ridouan Taghi was betrokken bij tientallen moorden, waaronder die van Derk Wiersum in 2019, advocaat van kroongetuige Nabil B. Of denk aan de moord op Peter R. de Vries in 2021, waar drie verdachten de maximale straf hebben gekregen. Toegegeven, de rechtbank heeft geen direct bewijs gevonden dat deze moord betrokken was bij het Marengo-proces. Opvallend is wel dat De Vries op het moment van zijn moord vertrouwenspersoon was van Nabil B.
Voor Nederland zijn dit soort megaprocessen op zichzelf al best ongebruikelijk, maar wat het Marengo-proces nóg ongebruikelijker maakte, was het geweld dat erbij gepaard ging. Dit soort geweld is steeds vaker terug te zien in het Nederlandse criminele circuit.
Er zijn landen waarin dit soort crimineel geweld al langer speelt. Italië heeft bijvoorbeeld een decennialange geschiedenis met extreem maffiageweld. Hierdoor is het Italiaanse strafrecht gespecialiseerd in het bestrijden van georganiseerde misdaad. Mede daarom vroeg het ministerie van Justitie aan universitair docent
Straf- en strafprocesrecht Laura Peters om te kijken naar mogelijkheden om het Nederlandse strafrecht effectiever te maken, met als voorbeeld: Italië.
Ook Laura Peters geeft aan dat de aard van de Nederlandse misdaad is veranderd. ”De misdaad in Nederland is echt agressiever geworden. Dat zie je ook wel in de liquidaties van Peter R. de Vries en Derk Wiersum. Die zijn natuurlijk breed uitgemeten, maar dat zijn hele schokkende gebeurtenissen geweest. Dan moet je je op een gegeven moment afvragen: zijn wij nog wel goed ingericht om dit soort criminaliteit effectief af te doen? Pakken we dat goed aan? Hoe kan je dat dan effectiever aanpakken? En dat was de vraag die vanuit het ministerie aan mij werd gesteld, want kijk eens naar Italië. Italië heeft natuurlijk al heel lang ervaring op het gebied van de bestrijding van de maffia.”
Allereerst is het goed om te weten dat er een verschil bestaat tussen ‘maffia’ en ‘georganiseerde misdaad’. Volgens Peters’ onderzoek is ‘maffia’ een term die de georganiseerde misdaad in Italië omschrijft en zich verwikkelt met de legale bovenwereld. Vaak worden ook familieleden op belangrijke posities gezet binnen deze organisaties, maar strafrechtelijk gezien hoeft dit niet. Ook spelen tradities en bepaalde waarden een grote rol in de maffia, maar het belangrijkst is de maffia vooral beschreven wordt als een soort Staat, omdat zij de openbare orde handhaaft en optreed tegen gedrag dat tegen de norm in gaat.
‘Georganiseerde misdaad’ is volgens artikel 140 van het Nederlandse Wetboek van Strafrecht het deelnemen aan een organisatie die de intentie heeft om misdrijven te plegen. Deze organisaties plegen ‘ondermijnende activiteiten’. Volgens Jurgen Bijsterbosch, adviseur veiligheid in de gemeente Zwolle, gaat het dan om activiteiten die de georganiseerde misdaad gebruikt om in de bovenwereld voordeel te behalen. Denk aan een vrachtwagen die illegale goederen vervoerd. Dat de vrachtwagen iets vervoerd is op zich niet illegaal, maar de spullen die het vervoert wél.
Beide termen hebben dus wél gemeen dat het om criminele organisaties gaat die tot geweld in de bovenwereld bereid zijn. Daarmee is de Italiaanse aanpak tegen de maffia mogelijk relevant voor Nederland.
Preventie met gezag
Nu is het niet zo dat Nederland geen beleid heeft om georganiseerde misdaad tegen te gaan. Zo wil het kabinet inzetten op preventie, weerbaarheid, verstoring en straffen om de georganiseerde ondermijnende criminaliteit terug te dringen. Vooral op preventie zet Nederland sterk in. Volgens het Nederlands Jeugdinstituut is het aantal geregistreerde minderjarige verdachten sinds 2013 met 6100 verdachten gedaald.
Sinds april 2024 kunnen 27 gemeenten in Nederland aanspraak maken op ‘Preventie met Gezag’. Volgens het Rijk zijn deze gemeenten zijn gekozen omdat daar buurten zijn waar de leefbaarheid onder druk staat en er grote risico’s zijn voor kinderen, jongeren en jongvolwassenen om in de criminaliteit te belanden. Eén van die gemeenten is Zwolle. “We hebben in 2021 een onderzoek laten doen door het bureau van Beke, gericht op jeugdcriminaliteit, om te weten: hoe gaat het nou met de jeugd? En wat zien we nou, dat jeugdcriminaliteit minder sterk daalt dan in vergelijkbare gemeenten”, zegt Marjanka Renting, beleidsadviseur Jeugd en Veiligheid in Zwolle.
Zo is er in de dataset ‘Verkenning Monitor Preventie met Gezag’ te zien dat in 2020 in totaal zo’n 530 geregistreerde verdachten woonachtig in de regio van Zwolle waren. Het gaat dan om jongeren tussen de 8 en 27 jaar die worden verdacht van onder andere woninginbraak, overvallen, straatroven enzovoorts. In 2023 waren dat er zo’n 420. Dat is een daling van ongeveer 21 procent. In vergelijking met een stad als Arnhem is dat heel weinig. In 2020 waren daar zo’n 760 verdachten woonachtig in de regio. In 2023 waren dat er 250. Een daling van zo’n 67 procent. Als we andere vergelijkingen trekken is er in Groningen een daling van 12 procent, van 1010 naar 900, en Enschede 31 procent, van 590 naar 450. Arnhem is dus een uitschieter, maar wel een signaal naar de andere drie steden.
Waarom deze daling in Zwolle zo laag is, is niet bekend. Wel zijn er ondanks deze daling volgens Marjanka een aantal negatieve trends te zien. Dat blijkt ook uit het onderzoek van Van Beke. “Je ziet wel dat jongeren vaker betrokken zijn bij drugs- en vuurwapenmisdrijven bijvoorbeeld. Die verjonging zit hem dan weer meer in jeugdgroepen die gezien worden op straat. Kinderen van de leeftijd 10 tot 14 jaar maken deel uit van, en het is lastig om daar echt toezicht op te krijgen. Het online-offline stuk daarin is ook wel belangrijk. Daar hebben we steeds meer mee te maken en eigenlijk nog best wel weinig grip op. We weten dat er heel veel online gebeurt, dat jongeren daar heel handig mee zijn en soms op straat online ruzies uitvechten.”
Zwolle kent dus een aantal jeugdgroepen, maar is dat meteen een indicator van georganiseerde ondermijnende criminaliteit? Niet per sé, volgens Jurgen Bijsterbosch. “Om je een voorbeeld te geven; een drugsdealer op straat, laten we iemand van twintig nemen, die in cocaïne dealt. Die cocaïne is ergens, ooit een keer op een plantage veroogst, getransporteerd, gedistribueerd en komt aan het einde van de lijn op straat terecht via die dealer. Dus heel strikt genomen heb je hier te maken met ondermijning. Maar het is het einde van de lijn.” De opsporing van Het einde van die lijn is de taak van de politie. Waar de gemeente op inzet is het vinden van die legale manier om illegale activiteiten uit te voeren. “Waar wij veel meer naar willen kijken vanuit ondermijning is: wat zit ervoor? Dus niet zozeer het einde van die lijn, maar wie maakt nou mogelijk dat het gedistribueerd wordt? Wat voor bedrijven zitten daarin? Wat voor grote spelers zitten daarin? Jongeren hebben vaak geen idee waar ze zich mee in laten en als je eenmaal aan het einde van die lijn staat, kom er dan nog maar weer uit. Dat wil je graag voor zijn met preventie.” Strikt genomen hoeft een drugsdealende jongere dus geen lid te zijn van een criminele organisatie om ondermijnende criminaliteit uit te voeren. Maar, tegen de tijd dat die jongere die activiteiten uitvoert, zit die wel in de greep van zo’n organisatie.
Opsporing
Via Preventie met Gezag probeert de overheid dus met daadkracht de georganiseerde misdaad tegen te gaan. Maar toch loopt nog niet alles even soepel. Criminoloog Edward van der Torre ziet vooral een probleem ontstaan bij de opsporing van georganiseerde criminaliteit: “Het valt erg op dat aan de kant van de gemeente extra wordt ingezet om georganiseerde misdaad in de wijken tegen te werken, terwijl in die gemeenten ook gewoon justitieel optreden nodig is, dus opsporing. En de lokale opsporing is een algemeen bekend zwak onderdeel in Nederland”.
Volgens het Toewijzingskader Opsporing van Justitie is de Nederlandse Recherche ingedeeld in een landelijke recherche en tien regionale recherches. onder de regionale recherches zitten 43 districtsrecherche die zich focussen op aanpak van zogenoemde ‘High-impact Crime’ en daaronder zitten 167 basisteams die de veelvoorkomende criminaliteit moeten aanpakken.
Deze regionale structuur is niet effectief gebleken bij het opsporen van georganiseerde misdaad. Zo Blijkt uit een onderzoek van het ministerie van Justitie zelf dat ‘De aanpak van georganiseerde criminaliteit samenwerking vergt van politie en OM
met gemeentebestuur en andere partners. Een deel van de stuurploegen is dan ook
integraal van opzet. De werking van integrale stuurploegen is echter nog beperkt
door gebrekkige uitwisseling van informatie en geringe bereidheid capaciteit ter
beschikking te stellen voor gebiedsoverstijgende acties.’
“Ik denk dat er in West-Europa geen land te vinden is waar de lokale recherche zo dun is als in Nederland”, zegt van der Torre. “Voor de nationalisering van de politie in 2013 is de politie altijd een ‘politie van de ‘burgemeesters’ geweest. Burgemeesters wilden vooral een ‘openbare orde politie’ die toezicht hield. Ook met het idee dat Nederland een stabiel en ordelijk land is en dat veel rechercheurs dus niet echt nodig zouden zijn. Mede door de toename van georganiseerde misdaad zien we nu voor het eerst in de Nederlandse politiegeschiedenis dat vanuit het bestuurlijke bevoegde gezag mensen behoefte hebben aan opsporing.”
Dus door te weinig investeringen, de regionale structuur van onze recherche en een politiegeschiedenis waarbij er in het verleden weinig aandacht is besteed aan recherche en opsporingscapaciteit, loopt de opsporing van georganiseerde misdaad erg stroef.
Het strafrecht in Italië
Mede om die reden is minister van Justitie en Veiligheid begin december naar Rome gegaan om te leren hoe Italië hun aanpak tegen criminele machtsstructuren vormgeeft. Hun lange geschiedenis met georganiseerde misdaad heeft ervoor gezorgd dat hun rechtssysteem beter ingericht is op het bestrijden en beoordelen hiervan dan de meeste landen.
In het eerdergenoemde onderzoek van universitair strafrecht docent Laura Peters ‘Hoofdlijnen van de bestrijding van maffiacriminaliteit in Italië’, onderzoekt ze welke aspecten van het Italiaanse strafrecht relevant zijn voor Nederland. “Italië heeft sommige dingen gewoon wat strakker geregeld dan wij dat hebben”, zegt Peters. “Een van de dingen die ik heb geconcludeerd is dat het Openbaar Ministerie in Italië heel sterk is gespecialiseerd. Ze hebben daar een apart onderdeel binnen het Openbaar Ministerie dat zich alleen maar richt op de aanpak van mafiacriminaliteit en terrorisme.
En dat aparte onderdeel is eigenlijk de hele dag door bezig om die criminaliteit op te sporen, om verbanden te zien en criminele geldstromen te zien tussen de verschillende machtsstructuren die er zijn. Ook is alle informatie daar landelijk gedeeld. Dus als je een verklaring hebt van een crimineel uit Palermo, dan heeft ook een officier van justitie ergens anders in het land toegang tot die verklaring. Zij hebben dus met elkaar een behoorlijke goede informatievoorziening en dat vind ik interessant. Wij hebben ook een goede informatiepositie in Nederland. Maar bij ons zit het delen van informatie vooral op het niveau van de politie, niet op die manier binnen het Openbaar Ministerie. In Nederland zie je dus dat er nog veel gefragmenteerder wordt gewerkt”.
Een ander onderdeel van het Italiaanse strafrecht wat iets anders is geregeld dan in Nederland is de kroongetuigeregeling. Een kroongetuige is een getuige die zelf een verdachte of veroordeelde is, maar die bereid is om in ruil voor bepaalde beloningen of toezeggingen een verklaring af te leggen tegen een verdachte. Volgens het Openbaar Ministerie zijn toezeggingen aan een kroongetuige alleen toegestaan in Nederland ‘als het dringend nodig is voor de opsporing of het voorkomen van ernstige misdrijven door een criminele organisatie’. Daarom worden kroongetuigen vaak alleen ingezet bij grote strafzaken of strafzaken waarbij ernstige misdrijven zijn gepleegd, zoals bijvoorbeeld het Marengo-proces.
“Er zijn een paar dingen anders aan de kroongetuigeregeling in Italië”, zegt universitair docent Peters. “Op het moment dat iemand zich in Italië meldt als kroongetuige en de officier zegt ‘we gaan met u praten’, dan tekenen ze een startovereenkomst. En dan heeft die persoon 6 maanden om de volledige informatie over wat hij weet te vertellen. En die informatie moet nieuw en volledig zijn. En die moet ook echt iets kunnen toevoegen aan een strafzaak. Zo’n termijn kennen we in Nederland niet. Hier is toch meer lucht om langer te praten. De kroongetuige heeft heel veel regie om te bepalen of zijn verklaringen uiteindelijk gebruikt mogen worden. Met een ‘ja’ of ‘nee’ kan een kroongetuige in Nederland zich elk moment terugtrekken, dat kan in Italië niet.”
Sociologisch onderzoek
Het Openbaar Ministerie in Italië is dus erg gespecialiseerd in het aanpakken van de maffia. Ook kent Italië een strafrechtelijk verschil tussen de reguliere georganiseerde misdaad en de maffia. Zo bestaat er in Italië een wettelijke definitie van ‘maffia’ en ze hebben in de jaren’ 60 sociologisch onderzoek gedaan om de machtsstructuren van de maffia in kaart te brengen.
In Italië hebben ze dus een scherp beeld van de soort georganiseerde misdaad die ze proberen aan te pakken, maar hebben we dat in Nederland wel? Die vraag bleef ook bij Laura Peters hangen tijdens haar onderzoek. Daarom ziet ze graag een groot sociologisch onderzoek in Nederland: “georganiseerde misdaad is een heel groot begrip. In Italië heb je ook georganiseerde misdaad én je hebt georganiseerde maffia-misdaad, dat is dus nog een andere categorie. De vraag is: hebben we dat nu ook in Nederland? Moeten we bijvoorbeeld alles wat er rondom Ridouan Taghi is gebeurd zien als een op zichzelf staande strafzaak, óf is dit de nieuwe vorm van georganiseerde misdaad in Nederland? Volgens mij is er ook in Nederland genoeg aanleiding om te zeggen: laten we eens even goed sociologisch in kaart brengen met wat voor machtsstructuren we hier te maken hebben en hoe die misdaad in elkaar zit. Dan kunnen we ook kijken of het nodig is in Nederland om voor die specifieke categorie misdaad een bijzondere aanpak op te zetten.”
Niet alles kan
Er is dus veel wat Nederland kan leren van de aanpak van Italië. Maar niet alles wat ze in Italië doen, is relevant voor Nederland of kan überhaupt in Nederland. Dat bleek ook een van de belangrijkste conclusies van het onderzoek van universitair docent Peters. Italië heeft bijvoorbeeld een ‘dubbelspoor’ voor maffiacriminaliteit. Als wordt bewezen dat een criminele organisatie in Italië toebehoort aan de maffia, dan heeft de Italiaanse politie en justitie meer bevoegdheden om die organisatie aan te pakken. Maar zoals Laura Peters eerder aangaf: “Voordat iets soortgelijks in Nederland ingevoerd kan worden, moet eerst onderzoek gedaan worden naar de criminele machtsstructuren in Nederland”.
Italië kent voor maffia-verdachten ook minimumstraffen, iets wat we in Nederland helemaal niet hebben. Maar uit het onderzoek van Peters blijkt dat het invoeren van soortgelijke minimumstraffen in Nederland niet onomstreden is. Veel professionals staan niet open voor minimumstraffen omdat ze vinden dat rechters zoveel mogelijk vrijheid moeten hebben bij het bepalen van de strafmaat.
Ook is er kritiek op het zware anti-maffia ’41-bis regime’ dat ze kennen in Italië. Zodra iemand in een strafrechtelijk onderzoek belandt, kan de Italiaanse overheid de verdachte afluisteren en eigendommen in beslag nemen. Meerdere mensenrechtenorganisaties zeggen dat Italië daarmee de grondrechten van verdachten schendt. Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens heeft dan ook aspecten van het regime veroordeeld.
Het is dus belangrijk dat de regering kijkt naar manieren om de aanpak van georganiseerde misdaad in Nederland te verbeteren. Er zijn de afgelopen jaren ook al veel verbeteringen doorgevoerd. Zo werden de adviezen van het onderzoek Een Pact voor de Rechtstaat, mede geschreven door Edward van der Torre, opgenomen in het regeerakkoord van Rutte IV. Dit zorgde voor een jaarlijkse 400 miljoen aan investeringen bedoeld voor het aanpakken van de georganiseerde misdaad.
Via Preventie Met Gezag probeert de overheid ook nog de georganiseerde misdaad sterker aan te pakken in de wijken die er het meest kwetsbaar voor zijn. Toch zijn er ook nog veel dingen die beter kunnen. Zo is de lokale opsporing in Nederland mede door de regionale structuur een van de zwakste in Europa en steeds vaker zien we dat de Nederlandse onderwereld zich vermengt met de bovenwereld.
Bij het verbeteren van de Nederlandse aanpak, kan de Italiaanse maffia-aanpak dus mogelijk dienen als een voorbeeld. Uit het onderzoek van Laura Peters blijkt dat er meerdere aspecten van deze aanpak relevant zijn voor Nederland. Een van die aspecten is de landelijke coördinatie van alle onderzoeken naar maffiaorganisaties door een apart onderdeel van het Openbaar Ministerie. Ook blijkt uit het onderzoek dat de Italiaanse kroongetuigeregeling de kroongetuigen beter beschermt, maar tegelijkertijd is er ook minder ruimte voor de kroongetuige om te onderhandelen. Vergeleken met de Nederlandse kroongetuigeregeling is de Italiaanse dus beter geregeld. Tot slot heeft Italië een juridisch ‘dubbelspoor’ voor de aanpak van maffiaorganisaties. Maar voordat iets soortgelijks ingevoerd kan worden in Nederland, moeten we eerst onderzoek doen naar de criminele machtsstructuren.
We moeten dus wel voorzichtig zijn als we Nederland en Italië met elkaar vergelijken. Nederland heeft steeds meer last van georganiseerde misdaad, maar niet op het niveau van Italië en ook niet met dezelfde criminele organisaties. Maar er moet wel iets gebeuren om ervoor te zorgen dat strafzaken zoals het Marengo-proces, en dan vooral de chaos daaromheen, tot het verleden gaan behoren.
Calendar
M | D | W | D | V | Z | Z |
---|---|---|---|---|---|---|
1 | 2 | 3 | 4 | 5 | ||
6 | 7 | 8 | 9 | 10 | 11 | 12 |
13 | 14 | 15 | 16 | 17 | 18 | 19 |
20 | 21 | 22 | 23 | 24 | 25 | 26 |
27 | 28 | 29 | 30 | 31 |
Geef een reactie