Door: Desiré de Wit 

“Het is een groep waar ik mij heel erg thuis voel omdat ik er mee opgegroeid ben.” In een familie opgroeien dat buiten de norm valt, maar heel normaal voelt. Zorgen voor en leven met een familielid met het Syndroom van Down kan moeilijk zijn, maar ook je leven op zo’n manier beïnvloeden dat je jezelf inzet voor de gemeenschap. 

Natascha Albers (56) werkt al meer dan dertig jaar als GZ-psychologe en is samen met haar moeder ook mentor voor haar zusje met het Syndroom van Down, Chella (54). 

Hoe ben je begonnen als GZ-psychologe? 
“Ik wist altijd al dat ik in de zorg voor mensen met een verstandelijke beperking wilde werken. Ik heb atheneum afgerond en twijfelde om logopedie te studeren, maar dat sloeg niet aan bij mij. Uiteindelijk heb ik gekozen voor de studie orthopedagogiek. Na die studie ben ik meteen gaan werken met mensen met verstandelijke beperkingen in verschillende organisaties.” 

Hoe ben je erachter gekomen dat je graag wilde werken met mensen met een verstandelijke beperking? 
“Mijn zusje heeft een verstandelijke beperking, het Syndroom van Down. Vroeger ging ik altijd mee naar haar school, voor zeer moeilijk lerende kinderen. Ze had ook een vriendengroep met allemaal mensen met een verstandelijke beperking. Het is een groep waar ik mij heel erg thuis voel omdat ik er mee opgegroeid ben. Daarnaast vind ik het ook mooi om een bijdrage te leveren aan de hulp van mensen in zulke groepen. 

Chella is dus eigenlijk je inspiratiebron geweest. 
“Jazeker, maar ik vind het sowieso leuk om met andere mensen te werken. Juist omdat ik ben opgegroeid met iemand met een verstandelijke beperking is het een vakgebied dat ik heel goed ken en mij prettig in voel. 

Ben je ook mantelzorger voor haar? 
“Samen met mijn moeder ben ik een mentor. Dat betekent dat wij zorginhoudelijke zaken regelen rondom mijn zusje. Als het gaat over wat er belangrijk is in haar leven, waar ze woont of wat voor werk ze doet worden wij betrokken en beslissen wij ook mee. Zij kan dat zelf namelijk niet. Daarnaast hebben we een professionele bewindvoerder, de financiële zaken worden door iemand anders geregeld.” 

Hoe vaak zie je haar gemiddeld? 
“Ik zie mijn zusje ongeveer twee keer in een maand. Ze woont in Ommen en dat is ruim een uur rijden vanaf mijn huis. Overdag gaat ze naar een dagbesteding en de twee keer dat ik er ben doen we samen boodschappen. Daarnaast ga ik regelmatig met haar naar de KNO-arts. Dat vindt zij ontzettend leuk om te doen.” 

Vind je het ook leuk om tijd met haar te spenderen? 
“Ik geniet ervan omdat zij er zo van geniet. We doen maar een paar boodschappen en het stelt niet zoveel voor. We halen wat koekjes, wat spullen voor het douchen en daarna gaan we ergens wat drinken en breng ik haar weer terug. Ze zit altijd al klaar en is erg enthousiast om samen iets te doen, dat vind ik heel erg leuk.” 

Vond je het soms ook moeilijk om met Chella op te groeien? 
Het was niet zozeer moeilijk aangezien het zo vanzelfsprekend was om met haar te leven, ik heb er nooit zo over nagedacht. Later werd het wel wat moeilijker, omdat je niemand hebt waarmee je dingen kan doen zoals met een gewone zus. Nu onze moeder ook ouder aan het worden is, heb je niet echt een zus waarmee je samen dingen kan regelen, overleggen of bespreken. En dan is het ook nog eens een zus waar je veel zorgen over hebt. In dat opzicht vind ik het nu lastiger dan vroeger. 

Was je ook al zo betrokken toen jullie jonger waren? 
“Ik ben natuurlijk met haar opgegroeid en toen hadden we een hele goede relatie. Daarna ben ik uit huis gegaan en gaan studeren, waarbij ik ook een hele periode in het zuiden van het land heb gewoond. In die periode zag ik haar een stuk minder, maar toen had ze zelf ook nog veel sociale contacten. Nu heeft ze dat nog steeds wel, maar ze is opmerkelijk ouder aan het worden. Ze kan minder dingen aan en onlangs is er ook dementie bij haar gediagnosticeerd. Ik weet dat ze niet heel veel jaren meer heeft dat ze boodschappen nog leuk vindt om te doen of goed kan lopen, daarom moet ik van deze tijd gebruik maken om haar zoveel mogelijk te zien.” 

Dan is het wel handig dat je ervaring hebt van de periode waarbij jullie opgroeiden, maar ook ervaring vanuit je werk. 
“Het voordeel is dat ik het dubbel op heb. Ik heb kennis van mensen met de verstandelijke beperking van het syndroom van down. Dat is heel fijn omdat ik door contact met mijn zus veel dingen herken. Door mijn vak weet ik ook heel veel over dementie, dus dat die diagnose is gesteld verbaast mij niet en weet ik ook een beetje wat ik kan verwachten. Hoe ingewikkeld die diagnose ook is, maakt het het wel wat makkelijker omdat je weet wat er gaat komen. Aan de andere kant heb ik ook heel veel van mijn zusje geleerd dat ik kan meenemen in mijn eigen werk.” 

Heb je ook iets van Chella geleerd dat je niet meeneemt op werk? 
“Bij haar heeft alles meer tijd nodig. Dat betekent dat je je tempo moet aanpassen op die van haar en dat is best wel fijn. Dat je zonder hectiek de dag doorkomt. Ze kan ook heel erg van kleine dingen genieten, het hoeft niet allemaal groot, meeslepend of ingewikkeld te zijn en dat probeer ik mee te nemen in mijn leven.  

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *