Klimmen in het apenrek, elkaar duwen op de schommels en glijden van de glijbaan. Voor de meeste kinderen is buitenspelen de normaalste zaak van de wereld, maar voor kinderen met een handicap voelt de speeltuin vaak als een plek die niet voor hen is gemaakt. Volgens ontwikkelingspsycholoog Carolien Rieffe is dat precies waar het misgaat: “Het is de fysieke omgeving die kinderen als eerste buitensluit.”
Dagelijkse uitdagingen
Voor Lara is buitenspelen allesbehalve vanzelfsprekend. Door haar Polymicrogyrie en refractaire epilepsie, een hersenafwijking die ervoor zorgt dat ze veel motorische problemen ervaart, kan ze in veel speeltuinen simpelweg niet meedoen. “Je hoopt telkens dat het wél lukt,” zegt haar moeder Chantal. “Maar vaak loopt het anders.” Na veel van dit soort ervaringen weet het gezin inmiddels precies welke plekken wél geschikt zijn. “Het is iets waar wij constant rekening mee moeten houden, maar toch proberen we altijd te blijven zoeken naar mogelijkheden.”
Uitsluiting van kinderen met een handicap
Uit onderzoek van Stichting het Gehandicapte Kind blijkt dat ruim één op de drie kinderen met een handicap nooit naar een speelplek in de buurt gaat. Van de kinderen die wél gaan, speelt 27 procent er meestal alleen. In een eerder onderzoek uit 2023 gaf zelfs vier op de vijf kinderen met een beperking aan regelmatig te worden buitengesloten, een van de hoogste percentages van alle groepen in de samenleving. Volgens ontwikkelingspsycholoog en hoogleraar Interaction Technology Carolien Rieffe ligt de kern van het probleem echter dieper, niet alleen sociale uitsluiting, maar vooral het gebrek aan toegankelijke voorzieningen maakt dat veel kinderen simpelweg niet kunnen meedoen.
De kern van het probleem
Volgens Carolien Rieffe begint buitensluiting vaak bij de fysieke omgeving. “Wij zien in ons onderzoek systematisch dat de buitensluiting vaak begint bij de gebouwde omgeving. Die is echt heel bepalend.’’ Veel kinderen met een handicap worden niet buitengesloten omdat andere kinderen geen zin hebben om met hen te spelen, maar omdat ze er simpelweg niet goed kunnen meedoen. “Wanneer kinderen zich ergens niet thuis voelen, trekken ze zich soms terug en beginnen ze zichzelf af te zonderen. Maar als de omgeving gewoon niet geschikt is voor zo’n kind, kun je ze dat niet kwalijk nemen als ze die plekken gaan mijden en zich terugtrekken.’’ Volgens Rieffe ontstaat op die manier een soort vicieuze cirkel van buitensluiting die moeilijk te doorbreken is.
“Speeltuinen zouden zo ontworpen moeten zijn dat alle kinderen zich veilig en welkom voelen,” zegt Rieffe. Kinderen moeten vrij kunnen bewegen, zelf kunnen kiezen welke delen van de speelplek ze ontdekken en samen spelen wanneer ze daar zin in hebben, zodat ze plezier kunnen beleven aan het buitenspelen.
De speeltuin door Lara’s ogen
Sommige speeltuinen bieden genoeg variatie zodat ieder kind wel iets kan vinden, maar vaak is dat niet het geval. “Als er een zandbak was, schommels of een glijbaan met een stevige, toegankelijke trap, dan kan Lara zich vaak prima vermaken,” vertelt Chantal. Ontbreken die onderdelen, dan wordt spelen meteen een stuk lastiger. “Met lastige klimtoestellen of glijbanen met steile of onhandige trappen kun je simpelweg niks,” legt ze uit. “Soms is de eerste trede zelfs extra hoog gemaakt om kleine kinderen tegen te houden. Daardoor kan Lara er nog steeds niet op, zelfs nu dat ze al wat ouder is.”
Het belang van inclusief buitenspelen
Buitenspelen is meer dan plezier maken, het is belangrijk voor de ontwikkeling van kinderen. Het helpt hen sociale vaardigheden te oefenen en actief te zijn in de buitenlucht. “Spelen in de buitenlucht, zoals op schoolpleinen, biedt kinderen de mogelijkheid elkaar te ontmoeten, frisse lucht te krijgen, zonlicht op te doen en lichamelijk actief te zijn,” zegt Carolien Rieffe. Voor kinderen met een handicap versterkt buitenspelen bovendien het zelfvertrouwen en het gevoel erbij te horen.
Worden kinderen buitengesloten of kunnen ze niet meedoen, dan kan dat grote gevolgen hebben. “Het maakt je onzeker en minder spontaan. Zeker als je al een beperking hebt, kan dit het gevoel versterken dat je er niet bij hoort,” legt Rieffe uit. “Kinderen kunnen gaan denken dat ze niet goed genoeg zijn of dat er iets mis met ze is.” Uitsluiting raakt alle kinderen, maar voor wie een handicap of beperking heeft, kan het zware psychologische gevolgen hebben.
Ontwerpen voor iedereen
Landschapsontwerper Gerrit van Nifterik van BOERplay, een organisatie die zich bezighoudt met het ontwerpen van toegankelijke speelplekken, legt uit dat wat ‘inclusief genoeg’ is, vaak afhangt van de doelgroep. Bij scholen of instellingen met duidelijke beperkingen kan het ontwerp daarop worden afgestemd. Zonder een specifieke doelgroep wordt het lastiger, omdat er dan geen vaste maatstaf is. “We houden er rekening mee en plaatsen bijvoorbeeld sommige toestellen aan de rand, zodat alles zoveel mogelijk toegankelijk is. Of het helemaal inclusief is, weet je nooit zeker, maar het zit er in ieder geval in,” legt Van Nifterik uit. Bij speciale instellingen wordt soms ook rechtstreeks overlegd met de doelgroep, zodat het ontwerp zo goed mogelijk aansluit op de behoeften van de kinderen.
Volgens Van Nifterik vragen gemeenten steeds vaker expliciet om inclusieve speelplekken, waardoor dit onderdeel van het ontwerpproces standaard wordt. “Zelfs bij een beperkt budget wordt er tegenwoordig toch steeds vaker gezocht naar oplossingen, zodat kinderen met verschillende behoeften toch kunnen spelen,” zegt hij.
Kleine aanpassingen, groot verschil
Als er aan Lara en Chantal gevraagd wordt wat zij vaker terug zouden willen zien in speeltuinen, is het antwoord vrij eenvoudig. “Het hoeft niet allemaal op de schop,” zegt ze. “Vaak zijn het kleine aanpassingen die al veel verschil maken. Stevige trappen bij klimtoestellen of glijbanen, of gewoon een goed stuk waar je kunt zitten voordat je naar beneden glijdt doen al heel veel.” Voor kinderen als Lara kunnen zulke kleine verbeteringen het verschil betekenen tussen wel of niet kunnen meedoen. “We hopen dat er in de toekomst meer rekening mee wordt gehouden en dat de teleurstellingen bij speelplekken wat minder vanzelfsprekend zullen worden.’’