Meisjesbesnijdenis komt nog steeds voor, in Gambia dreigt genitale verminking zelfs weer legaal te worden. Istahil Abdulahi vertelt hoe ze als zesjarig meisje is besneden. “Ik wist niet hoe een vulva eruit zag tot ik een dochter kreeg.”
De Somalische Istahil Abdulahi (52) is als jong meisje van zes besneden. Ze woont nu al meer dan 30 jaar in Nederland en is ‘sleutelpersoon’, een vrijwilliger die binnen de eigen gemeenschap voorlichting geeft over de gevaren van genitale verminking.
Istahil’s jeugd was vrij oké, maar toch ook niet. Ze had een klein beetje vrijheid, maar ze moest veel meehelpen in het huishouden. “Als jong meisje in Somalië leer je al gauw dat je het kleine hulpje van je ouders moet zijn. Als je als meisje naar buiten gaat, denken ze dat je later niet weet hoe je moet koken of schoonmaken. Dat slaat nergens op, maar zo was het gewoon.” Ze had wel het geluk dat ze naar school mocht. Meisjes die naar school gaan, is niet vanzelfsprekend, want meisjes moeten thuis helpen. “Ik had altijd een grote mond, ik was nieuwsgierig en rechtvaardigheid was belangrijk voor mij en ik dacht: dit is niet eerlijk. Ik bleef altijd aan mijn moeder vragen: maar waarom?”
Op haar zesde werd ze besneden, een deel van haar clitoris en schaamlippen is eraf gesneden en vervolgens is alles helemaal dichtgenaaid. “Ze zijn zelfs vergeten een gaatje te maken om te plassen, waardoor ik er veel last van heb gehad.”
Na school moest ze normaal gesproken direct naar huis komen, maar deze keer deed ze dat niet. “Ik was een jaar of 12 en zag een jongen met een basketbal in zijn hand. Ik keek, ik voelde en ik dacht: wat is dit.” Ze sloeg op de bal die niet stuiterde door de onverharde zandweg. En was in één klap verliefd op die bal. Maar meteen bekroop haar het gevoel dat dit niet geaccepteerd zou worden. “Een vrouw die basketbalt, dat kan niet, dus ging ik stiekem na schooltijd basketballen.”
Tot haar ouders argwaan kregen en haar zusje achter haar aan stuurden om te kijken waar ze uithing. “Toen mijn ouders erachter kwamen, waren ze woest. Ze zeiden dingen als: wie denk je wel niet dat je bent, dat is verboden. En ik had zoiets van: ik ben ik.”
Ze ging naar haar oom toe om hulp te vragen om haar ouders te overtuigen dat ze wilde basketballen. Ze gaven toe en ze mocht basketballen. “Ik was gedreven en ik ging ervoor. Ik zei: ik word de beste. Ik weet niet waarom. Mijn grote droom was om in het nationale team van Somalië te komen.”
Op haar 19e wierp het harde werk zijn vruchten af, ze werd opgeroepen om uit te komen voor het nationale team. “Opeens werd ik herkend op straat, dat was heel gek. Mensen riepen nummer 14 en wisten mijn naam. Mijn familie was verbaasd, ze hadden niet verwacht dat het mij zou lukken.” Tegelijkertijd was er een burgeroorlog gaande in Somalië en kreeg haar moeder een auto-ongeluk waardoor haar been geamputeerd moest worden. “Voor het eerst twijfelde ik. Ik heb moeite gehad met mijn ouders, maar je ouders blijven je ouders.” Na twee maanden in het ziekenhuis ging het beter met haar moeder en moest ze voor het eerst in haar leven afscheid nemen van haar familie. “We gingen naar Ethiopië waar de competitie werd gehouden. Mijn vader bracht mij naar het vliegveld omdat hij zeker wilde weten dat ik ging. Ik zei tegen hem: tot over 40 dagen, maar ik heb mijn vader nooit meer gezien.” De oorlog liep volledig uit de hand waardoor het team niet meer kon terugkeren naar Somalië, het was er te onveilig. In Kenia kreeg ze uiteindelijk hulp aangeboden. “Mijn leven begon net te bloeien, ik was 19 jaar en had dit nooit verwacht.” Ze heeft 10 maanden illegaal in Kenia verbleven en is toen door mensensmokkelaars naar Nederland gebracht.
Ze was twintig toen ze in de jaren 90 alleen naar Nederland kwam. “Ik had nog nooit van Nederland gehoord. Ik kreeg instructies om naar een adres te gaan met de trein, maar ik was nog nooit in een trein geweest. Ik ben zomaar een trein ingestapt, niet wetende waar ik heen ging, tot er een vrouw kwam die met mij begon te praten. Ze zei: kom maar, je gaat met mij mee. Zij gaf mij eten, drinken en 50 gulden. Ze kocht een kaartje voor zichzelf en is met mij mee gaan reizen.”
Istahil belandde in een asielzoekerscentrum in Vlagtwedde waar ze haar huidige man Jeroen ontmoette, met wie ze drie kinderen heeft gekregen. “Ik wist niet dat er vrouwen waren die niet besneden waren. Ik wist niet hoe een vulva eruit zag tot ik mijn eigen dochter kreeg.” Haar man vertelde haar dat meisjesbesnijdenis in Nederland niet voorkomt. “Ik was woedend. Ik ben verminkt voor niks, ik kon er echt om janken. Dus begon ik mensen te informeren over genitale verminking.” Ze begon te praten over wat haar was overkomen en haar verhaal te vertellen. Zodat mensen niet hetzelfde hoeven mee te maken als zijzelf.
Istahil traint nu zorgprofessionals, geeft les op scholen en is ‘sleutelpersoon’. “In Somalië praten we niet, dat wil ik doorbreken. Erover praten is genezen. Als wij niks vertellen, hoe willen we de wereld dan veranderen?”