Sinds dit jaar is de Cito-toets veranderd in de doorstroomtoets. Deze verandering is ingevoerd zodat de kansengelijkheid bij de overgang van het basis- naar het voortgezet onderwijs beter wordt. Is dit wel zo? Dit zijn vijf meningen over de stelling: ‘’De doorstroomtoets bevordert de kansenongelijkheid.’’
Simone Blanksma – Onderwijskundige en bovenschoolse ib’er
‘’De continue concurrentie tussen kinderen gedurende hun basisschoolperiode zorgt voor veel druk en een slecht zelfbeeld bij de helft van de kinderen die onder het gemiddelde presteren. Ook bij de doorstroomtoets is sprake van deze onderlinge concurrentie en ordening ten opzichte van elkaar. Kinderen doorlopen de basisschool op hun eigen tempo, terwijl de toets voor iedereen op hetzelfde moment is. Voor kinderen met bepaalde achterstanden wordt het lastiger om dit in te halen. Ook al werk je even hard als anderen die beter gestart zijn, je kunt nog steeds het idee krijgen dat je bij de ‘zwakke groep’ hoort. Dit zet zich vast in de hoofden van kinderen die hierdoor denken dat ze dom zijn of niet goed genoeg. Met als gevolg dat de helft van onze kinderen het gevoel hebben langs de zijlijn te staan, terwijl ook zij beschikken over waardevolle talenten die we in onze samenleving goed kunnen gebruiken!’’
Henk van Eijsden – Adjunct havo-vwo
“De doorstroomtoets zorgt niet voor kansenongelijkheid. Wel de interpretatie van de resultaten. De scores die de leerlingen hebben behaald zijn door de leerlingen zelf behaald en die staan vast. De leerkrachten van de basisschool geven vervolgens het advies aan de ouders. Volgens verhalen in de media gaat het daar mis.Het is wel zo dat bij de afname van de toets de beginsituatie ongelijk is. De ene leerling komt uit taalrijke en een andere leerling uit een taalarme omgeving. Dit kan invloed hebben op de resultaten.Wat ook een rol kan spelen is dat ouders die een hoog advies belangrijk vinden, hun kind op bijles laten gaan. Het beter presteren op de eindtoets komt door te trainen. Dit is een slechte ontwikkeling, omdat je hierdoor alleen verliezers krijgt. Een kind start in een te hoog niveau, wat leidt tot slechte cijfers op het voortgezet onderwijs. De leerling is overvraagd en dat kan nare gevolgen hebben voor het kind. De situatie rond het kind thuis kan zich negatief ontwikkelen.”
Sam Willemsen – Gedupeerde
“Ik ben van mening dat de doorstroomtoets de kansenongelijkheid vergroot. Ik heb dit zelf gemerkt, doordat ik mijn toekomstbeeld heb moeten aanpassen door een lage Cito-score. Kinderen worden al op vroege leeftijd geconfronteerd met het moeten presteren en daaropvolgend de Cito-toets maken in groep 8. De meeste kinderen kunnen dat gemakkelijk, terwijl het andere deel hier moeite mee heeft. Hierdoor krijgen ze een lager advies dan de rest van de kinderen die sneller en makkelijker leren. Op latere leeftijd hebben ze daardoor minder kansen om hun droomcarrière te volgen. Als je ze de tijd zou gunnen, zouden ook zij uiteindelijk komen waar ze horen te zijn en waar ze willen zijn. Ik had achteraf havo kunnen doen, maar door de Cito-toets heb ik dat niet mogen doen. Als ik eerder de havo had mogen doen dan had ik sneller mijn droomcarrière kunnen bereiken.”
Jeroen Oude Oosterik – Meester groep 8 basisschool De Wiekslag
“Klopt, grotendeels. Doordat de doorstroomtoets in februari wordt afgenomen, wordt de toets door veel scholen als een definitief advies gezien. Scholen gebruiken deze uitkomst als definitief advies. Er zijn scholen die vast zeggen dit niet te doen, maar het bevordert juist kansenongelijkheid. Alles moet op zo’n moment meezitten om een hoge score te halen, want anders krijg je een lager advies. Als de toets in april was gebleven, kunnen en zijn leerkrachten beter in staat om over een langere periode een goed advies te geven en zullen ze ook kansenbevorderend adviseren. Geef de meeste mensen het voordeel van de twijfel. Nu kan de toets gezien worden als een soort van ‘zie maar’, waarbij het maximale cijfer niet hoger kan zijn dan hij/zij heeft behaald. Enkele collega’s zullen ook minder hoog adviseren, omdat er vóór het definitief advies nog een toets komt. Als deze dan lager uitvalt, moeten ze uitleggen waardoor deze lager is.”
Saskia Husken – Eigenaar Cito-bijlesinstituut Abacus
“Ja, ik begrijp wat mensen daarin kunnen zien. Kinderen uit milieus waarin minder te besteden is, hebben minder mogelijkheden om bijlessen voor deze eindtoets te volgen. Dat zou ertoe kunnen leiden dat deze kinderen achterblijven als het gaat om voorbereiden op deze toets, en een lagere score halen. Echter, naar mijn mening is het nou eenmaal zo dat, hoe meer geld, hoe meer je kunt bereiken. Er zijn hartstikke veel initiatieven om de kinderen uit de armere omgevingen te ondersteunen in het onderwijs. Onze bijlessen zijn weliswaar wat duurder dan gemiddeld, maar zoals ik al eerder aangaf, het is nou eenmaal zo dat de mensen met meer geld, meer kunnen regelen. Zo werkt de wereld nou eenmaal; de wereld is geen roze wolk waarop alles perfect is.”
Bron foto: Pexels