Een aanzienlijk deel van de mbo-studenten ervaart sociale ongelijkheid ten opzichte van studenten uit het hoger onderwijs. Dat blijkt uit signalen uit het onderwijs en landelijke onderzoeken.
Uit cijfers van jongerenorganisatie JOB MBO blijkt dat bijna de helft van de mbo-studenten zich wel eens minderwaardig voelt in vergelijking met studenten op het hbo of de universiteit. Dit gevoel komt onder andere voort uit beeldvorming, taalgebruik en beperkte zichtbaarheid van het mbo in de media.
Docent Imme Lautenbach van ROC Utrecht herkent het probleem. “Studenten zeggen soms letterlijk: ‘Ik ben maar een mbo’er’. Dat hoor ik opvallend vaak,” vertelt ze. Volgens haar heeft dat invloed op het zelfvertrouwen van studenten, vooral bij het solliciteren of tijdens stages.
Het gebruik van termen als ‘hoog’ en ‘laag’ opgeleid draagt volgens verschillende onderwijsorganisaties bij aan het verschil in maatschappelijke waardering. Mbo-studenten ervaren hierdoor regelmatig dat hun opleiding als minder belangrijk wordt gezien, ondanks hun cruciale rol in sectoren als zorg, techniek en bouw.
Lautenbach benadrukt dat het niet gaat om beter of slechter onderwijs. “De opleidingen zijn anders ingericht, maar gelijkwaardig. Die boodschap moet duidelijker doorklinken in de maatschappij. De discussie over de maatschappelijke waardering van het mbo blijft daarmee actueel, vooral nu de vraag naar vakmensen in sectoren als zorg en techniek steeds groter wordt.
Jelle Romkes