“Op Windesheim kan eigenlijk alles, alleen weten veel mensen niet wat er precies kan, daar help ik mee.” Hanneke Versteeg is Casemanager op de Hogeschool Windesheim in Zwolle. Ze begeleidt studenten met een functiebeperking. Voor deze studenten kan het onderwijs moeilijker te volgen zijn. Zo helpt ze deze studenten met hetgeen waar ze tegen aan lopen. “Er zijn twee kanten; aan de ene kant wat kan ik voor je doen en wat kan ik voor je regelen; aan de andere kant wat kan ik voor je zijn en hoe kan ik naar je luisteren”.
Hoe bent u bij deze baan terechtgekomen? Is dit vanuit uw eigen interesse?
“Deze functie kwam vrij en mij leek dit erg leuk. Mijn leidinggevende dacht ook dat het wel wat voor mij zou kunnen zijn. In het begin ging het voornamelijk over studenten die een studieachterstand hebben opgelopen. Langzaam maar zeker werd het de functie van casemanager voor ook studenten met een mentale en fysieke beperking. Ik vraag waar iemand behoefte aan heeft en kijk of we dat kunnen regelen. Een heel groot gedeelte van mijn werk bestaat uit het praten met mensen die het mentaal zwaar hebben, en soms helpt zon gesprek mensen weer op gang. Ik geef geen therapie, maar soms vinden studenten het ook fijn als ze naar iemand toe kunnen gaan als het wat lastiger wordt. Een Sb’er heeft 30 studenten in de lucht te houden, en ik heb met name studenten die het lastig hebben en behoefte hebben aan net iets meer aandacht dan dat de Sb’er kan geven. Er zijn dus twee kanten; aan de ene kant wat kan ik voor je doen en wat kan ik voor je regelen; aan de andere kant wat kan ik voor je zijn en hoe kan ik naar je luisteren”.
Komt u nog wel eens voor verassing te staan?
“Zeker, ik doe dit werk nu ongeveer 8 jaar. In mijn beleving wordt de problematiek van studenten heftiger waar ze mee komen. Er zijn altijd onderwerpen waar ik niet precies meteen weet wat ik er mee moet, dat zeg ik dan ook. Vaak stel ik dan voor dat de student verteld hoe het voelt en wat er aan de hand is, maar ik vertel wel dat ik even niet weet wat we gaan doen en dat het handig is om een tweede afspraak te maken. Ik heb heel erg geleerd om niet direct te denken ‘dit is de oplossing en gaan’, als dat namelijk zo makkelijk was hadden ze dat ook zelf bedacht”.
U geeft aan dat u denkt dat de problematiek van studenten heftiger wordt, heeft u enig idee waar dit mee te maken heeft?
“Ik heb wel een idee maar ik weet het niet zeker. Ik heb het idee dat de lat veel hoger ligt waar mensen aan moeten voldoen. Prestatiedruk komt veel meer op je af. Je krijgt veel meer van andere mensen mee. Als je namelijk niks doet kan je altijd zien hoe leuk andere mensen het hebben. Je ziet ook dat studenten qua uiterlijk steeds knapper worden, maar mensen worden steeds ontevredener over hun uiterlijk. Dat geldt voor een heleboel dingen. Mensen worden steeds hoger opgeleid, maar zijn ook ontevredener met de hoogte van hun opleiding. Dus de druk om ergens aan te voldoen wordt steeds meer gevoeld, daar kunnen mensen ongelukkig van worden. Je kan makkelijker vergelijken. Ik denk ook dat er meer woorden zijn voor gevoel. Doordat je het zo goed kan benoemen, kan je er ook zo goed niet aan voldoen. Terwijl het wel mooi is dat er overal woorden voor zijn, wordt de definitie strenger en de kans dat je er niet aan voldoet groter, dat kan je stress opleveren. ‘Normaal’ is eigenlijk geen woord, wat is normaal? Dat bestaat niet. Je bent dus altijd iets en met die identiteit ben je veel bezig, wat ook stress geeft”.
U heeft meegewerkt aan de droomfabriek, een project om studenten hun dromen waar te laten maken, kunt u daar wat over vertellen?
“Samen met een docent Journalistiek heb ik het opgezet. Het is eigenlijk bedoeld voor mensen die willen leren of heel veel dingen kunnen die niet in het curriculum passen. Bijvoorbeeld mensen die een kinderboek willen leren schrijven of willen leren kleding maken, al die dingen brengen allemaal vaardigheden met zich mee. Deze vaardigheden worden vaak heel erg ondergewaardeerd. Je moet groei laten zien, dan kijken we niet zo zeer naar het eindproduct als wel naar het proces ernaar toe en hoe je dat hebt opgezet. Je mag je creativiteit gebruiken om te leren. We gaan niet zeggen wat je moet doen, dat mag jezelf weten. Maar je moet wel ergens een weg maken van A naar B dat je iets hebt geleerd. Dat geeft mensen heel veel energie. Juist de mensen die een beetje vastlopen in al die voor opgezette opdrachten. Ze leren leren, ze leren vaardigheden die ze ook kunnen gebruiken op de opleiding”.
Heeft u nog andere projecten gedaan?
“Ja, studentcoaching. Dat zijn tweedejaars studenten die eerstejaars studenten op weg helpen. Dat heb ik mede opgezet. Ik ben dol op projecten. Ik geef ook didactisch meesterschap aan docenten. Er zijn docenten die misschien al wel 30 jaar docent zijn, dan kan je ook een beetje uitgeblust raken. Het gaat dan vaak over klassenmanagement. Ik geef aan andere docenten les gespreksvoering. Iedereen mag Sb’er worden maar eigenlijk is dat best pittig. Hoe kan je zo’n SB gesprek goed en makkelijk voeren. Als docenten zeggen deze student moet duidelijk meer aandacht maar het gaat mij niet lukken, dan sturen ze ze ook door naar mij”.
Wat drijft u om dit werk te doen?
“Wat mij drijft is het contact met studenten. Je kan een beetje dollen met studenten. Daar houd ik van, ik hou van lichtvoetigheid en van juist heel eerlijk tegen studenten zijn, ook daar kunnen jonge mensen goed tegen. Ik houd ervan om uit te zoeken wat hun verhaal is. Ik vind het fijn om studenten te zien groeien, veel obstakels kun je ook anders zien en zo kunnen ze op een gegeven moment zelf hun problemen oplossen, ik wil studenten kracht geven om zelf hun zaken op te lossen”.