Door: Juliette Droin

Renske Kerkdijk (17) is een vrolijke en energieke studente Social Work aan Windesheim in Zwolle. Dat was niet altijd zo, vroeger heeft ze gekampt met mentale problemen. Juist daarom koos ze voor de studie Social Work: om jongeren die in dezelfde situatie zitten de hulp en steun te bieden die zij zelf miste.

Kun je iets vertellen over jouw ervaringen met mentale problematiek?

Ik heb best zwaar geworsteld met mijn mentale gezondheid. Ik had vaak sombere gedachten. Daarnaast had ik een verstoord eetpatroon en sportte ik veel te veel, dat maakte dat ik niet goed in mijn vel zat en mezelf van anderen afsloot.

Op een gegeven moment at ik alleen nog maar wanneer mijn ouders erbij waren. Dus overdag at ik niks en alleen bij het avondeten nam ik iets. Maar ook dan zo weinig mogelijk. Het ging deels om een schoonheidsideaal: een beeld in mijn hoofd van hoe ik eruit wilde zien. Maar het was ook dat ik mezelf eten niet meer gunde.

Waar kwamen deze gevoelens vandaan?

Dat vind ik lastig om precies te zeggen. Mijn thuissituatie was op zich oké, maar niet altijd makkelijk. Er waren veel discussies, soms ruzies die best heftig konden worden. Mijn ouders waren, en zijn nu nog steeds, erg streng. Ik denk dat die spanning thuis er wel aan heeft bijgedragen.

Op welke leeftijd begon dit?

In de tweede klas van de middelbare school, dus toen ik ongeveer elf was, merkte ik dat ik steeds meer problemen kreeg. Rond mijn dertiende werd het echt problematisch. En dat heeft een paar jaar geduurd. Ik geloof ook niet dat je ooit helemaal ‘herstelt’. Er blijft altijd iets vanachter. Maar je kunt wel leren om zo ver te herstellen dat je weer gewoon kunt leven.

Heb je destijds hulp gezocht?

Eigenlijk niet. Ik heb nooit echt vrijwillig hulp gezocht. Mijn mentor ontdekte mijn zelfbeschadiging; ik sneed mezelf, en heeft dat tegen mijn ouders verteld. Toen moest ik van mijn moeder naar de huisarts, die me doorverwees naar de GGZ. Maar daar werd tijdens het intakegesprek gezegd dat ik ‘niet ziek genoeg’ was. Ik sportte toen tien keer per week, maar dat werd afgedaan als een uitweg. Voor mij was dat juist een probleem. Het was echt heel frustrerend om te horen dat je gevoelens niet ‘erg genoeg’ zijn. Mijn moeder zat toen naast mij, ik voelde me niet heel op mijn gemak. Professionele hulp heb ik dus niet gekregen.

Hoe ben je er bovenop gekomen?

Het was een combinatie. Toen mijn ouders achter mijn zelfbeschadiging kwamen, ben ik daar heel snel mee gestopt, vooral omdat ik me schaamde. Mijn moeder trok het schuldgevoel erover ontzettend naar zichzelf, wat mij ook weer schuldig liet voelen tegenover haar. Dat was ook een factor om te stoppen. Dat maakte het moeilijker, want de drang bleef wel. Maar ik vond langzaam een balans. Sporten doe ik nog steeds, maar nu op een gezonde manier: om mijn hoofd leeg te maken en sterker te worden, niet om zo dun mogelijk te zijn. Door er veel over te praten, werd het makkelijker. Over mentale problemen zal ik nooit compleet heen komen, maar het gaat stukken beter en ik weet er nu mee te leven.

Hebben je eigen ervaringen invloed gehad op jouw keuze voor de opleiding Social Work?

Ja zeker, omdat ik zelf geen professionele hulp heb gehad, zie ik hulp niet als vanzelfsprekend. Ik wil jongeren juist wél die kans geven om de hulp te bieden die ze nodig hebben. Dat is mijn grootste motivatie om deze studie te doen.

Merk je dat je persoonlijke achtergrond je helpt in je studie?

Ja, het is soms heel confronterend. Bij sommige vakken herken ik mezelf in de theorie, alsof er een spiegel wordt voorgehouden. Maar het helpt me ook om me beter in te leven in anderen. Die spiegel helpt me ook relativeren; het helpt me inzien wat ik niet wil zijn en hoe ver ik al ben gekomen.

Kun je een concreet voorbeeld geven?

Tijdens een vak over jeugdzorg bespraken we signalen van eetstoornissen en depressie bij jongeren. Ik herkende mezelf in die voorbeelden, dat was dus best confronterend. Het motiveert me dan wel, zoals ik eerder heb gezegd, om door te leren.

Wat wil je in de toekomst doen?

Aangezien professionele hulp voor mij als jong meisje niet vanzelfsprekend was, wil ik graag de jeugdzorg en jeugdpsychiatrie in. Ik wil jongeren helpen die kampen met depressies, eetstoornissen of verslavingen. Juist omdat ik weet hoe het is om je niet gehoord te voelen, wil ik er voor die jongeren zijn.

Ben je niet bang dat je zelf weer terugvalt als je met zulke heftige problematiek werkt?

Dat denk ik niet; tijdens onze lessen worden we ook aangeleerd hoe we de nodige afstand kunnen bewaren en de narigheid niet mee kunnen nemen naar huis. Het blijft natuurlijk best moeilijk; ik ben en blijf een mens met empathie en gevoelens, maar ik ben ervan overtuigd dat het goedkomt.

Wat betekent mentale gezondheid nu voor jou persoonlijk?

Mentale gezondheid blijft een groot deel van mijn dagelijks leven. Je wordt niet ‘beter’, maar je weet er in de loop van de tijd beter mee om te gaan. Mentale gezondheid is voor mij een proces: het gaat op en neer, maar je leert telkens hoe je er weer bovenop kunt komen.