In de Martinuskerk in Warnsveld helpt diaken Jan mensen die het moeilijk hebben van nieuwkomers die hun weg nog zoeken tot gezinnen met geldzorgen. Ondanks zijn eigen gezondheidsproblemen blijft hij zich met volle inzet inzetten voor anderen.


Al van jongs af aan is Jan betrokken bij de kerk. Nu, als diaken, ondersteunt hij mensen die een steuntje in de rug kunnen gebruiken. Hij begeleidt onder meer een vluchteling uit Sierra Leone en regelt praktische hulp waar nodig. “Je doet het niet voor de eer,” zegt Jan. “Je doet het omdat mensen elkaar nodig hebben.”

“Een diaken staat ten dienste van de kerk,” zegt hij. “Een ouderling is dat ook, alleen de ouderling zorgt voor de geestelijke ballast, om het zo te zeggen. En een diaken is meer behandeld in hetzelfde. Dus als er iemand ondersteund moet worden, bijvoorbeeld mensen die net ergens komen wonen. Dan zorgen wij ervoor dat er vrijwilligers komen. En op die manier organiseren we dat met elkaar.”

Hij glimlacht even. “De diaken is degene die het regelt. De diaken haalt iedereen om en kijkt wat er gedaan moet worden.”

Jan is al van jongs af aan bij de kerk betrokken. “Uiteindelijk weet je wel welke taken er liggen,” vertelt hij. “Op een gegeven moment word je gevraagd voor bijvoorbeeld het voorzitterschap van een diaconie. En zo ben ik verder gegaan.”

Hij schudt zijn hoofd als hij hoort of hij er altijd van heeft gedroomd. “Nee, nee. Je wordt ervoor gevraagd. En gebruikelijk is het vier jaar, en na die vier jaar dan is het een estafettestokje. Je houdt het dicht bij jezelf zo komt het van nature.
Ik geloof zelf dat we voor elkaar klaar moeten staan als medemens. Als je ergens tegenaan hikt om dingen klaar te krijgen, dan kost het wel eens inspanning. Er zijn ook beleidszaken. Bijvoorbeeld het verbouwen van de kerk waar veel geld voor komen.”

Naast zijn werk als diaken helpt Jan ook een vluchteling. “Eigenlijk komt dat wel vanuit hetzelfde traject,” vertelt hij. “Deze man was tien jaar geleden naar Nederland gevlucht vanuit Sierra Leone. Hij heeft daar vanuit onze kerk wat begeleiding gehad.
Maar op een gegeven ogenblik zegt men zoiets van: je bent hier al een paar jaar en dan moet je meer dingen zelfstandig kunnen. Zijn gezin woont daar nog. Die wil hij over laten komen, dus dat betekent ook weer dat daar geld voor ingezameld wordt zodat het gezin over kan komen.”

Hij gaat wat rechter op zitten als hij verder vertelt. “Hij had twee zoons. De oudste zoon is door iemand neergestoken. En hij kan daar niet vandaag heen om een begrafenis te regelen. Er zijn allemaal dingen die dan georganiseerd worden. Je probeert dan via via dingen in natura te regelen of een ticket te regelen. Op die manier begeleid je zo iemand.”

Het proces is niet makkelijk. “Voor het IND moet je allerlei papieren daarvoor invullen en je moet daarheen. Een lange bureaucratische weg is dat. En ik begeleid hem nu sinds drieënhalf jaar. Ik vertaal dingen vanuit het Nederlands, ik ga met hem naar de voedselbank en ik leg hem dingen uit die hij wellicht niet begrijpt.

Jan ziet dat mensen in zijn omgeving ook willen helpen, maar dat het niet altijd simpel is. “Soms is het wel zo dat vooral deze man een langdurige ondersteuning nodig heeft. Hij heeft een laag inkomen. Dat betekent dat hij de weg naar zelfstandigheid moet vinden. Dat is gewoon hartstikke lastig. Hij heeft sinds anderhalf jaar werk en dat bevalt goed. Alleen is er geen kans dat hij daar meer gaat verdienen of meer gaat werken. Dus hij blijft tegen wat grenzen aanlopen.”

Hij zucht even. “En in die wetenschap weten wij vaak ook van tevoren wel van: dit is niet iemand die een-twee-drie geholpen is. Financieel is het wel vaak dat het moeilijk is. We hebben organisaties met andere vrijwilligers. Die hebben hun expertise op het gebied van financiën. Dus die kunnen ook makkelijk iemand uitleggen: hoe zorg je ervoor dat je financieel gezond bent.”

Voelt hij zich gewaardeerd? “Jazeker,” zegt hij zonder twijfel. “En men is echt wel dankbaar. Ook iemand die je met een wasmachine helpt. Of een fiets die gestolen is. Dat is niet, zal ik maar zeggen, om naar te werken. Maar het geeft je wel een feedback die fijn is.”

Hij zit tegenover me met een sjaal om en handschoenen aan, hij ziet bleek. Zijn zoon vertelde me dat dat Jan nierproblemen heeft en last heeft van necrose. “Ja, klopt,” zegt hij. “Ja, maar de wal keert het schip. Dus ik ben zelf degene die aan het roer staat. Als ik op een gegeven moment zeg dat dit gewoon niet gaat, dan gaat het gewoon niet. Aan de andere kant is er tegenwoordig heel veel telefonisch mogelijk. Dus in de telefoon klimmen, dat is al een kleine moeite. Lichamelijk loop ik wel eens tegen dingen aan wat in het verleden geen probleem was, maar nu wel een probleem begint te worden.”

Over vrijwilligerswerk hoeft hij niet lang na te denken. “Ik zie heel veel vrijwilligers. Ik denk dat ik de afgelopen vier, vijf jaar wel met honderd verschillende organisaties in contact ben geweest. Allemaal vrijwilligers. Ook gisteren met het organiseren van de Bokbierdag.”

Hij glimlacht. “Ja, als je daar geen oog voor hebt, dan ontgaat je daar heel veel van.”

Op de slotvraag wat hij anderen wil meegeven, zegt hij: “Ga het gesprek aan met elkaar, ook al heb je een beetje een zwart-witte stelling. Ik denk: op het moment dat je met elkaar in gesprek gaat, zijn er soms meer raakvlakken dan je in eerste instantie dacht. Dus ga het gesprek openen, en dan leer je daar ook weer heel veel van.