In Nederland staat polarisatie steeds meer centraal. Dit is niet alleen op cultureel of etnisch gebied, maar ook op religieus vlak. Bernice (19) woont in Rijssen, een stad in Twente met een grote protestantse groep. Zelf behoort ze tot de katholieke minderheid in Rijssen. Regelmatig staan deze twee groepen hier tegenover elkaar, wat kan leiden tot spanningen en onbegrip.
Onderweg naar Bernice is het stil op straat – heel stil. Geen rinkelende supermarktkarretjes met daarachter iets te gestreste winkelaars, geen keuvelende vriendengroepen op het terras en geen schreeuwende ouders langs de sportvelden. Slechts de drukte van fietsen bij de protestantse kerk, twee straten verder van Bernices huis. ”Een typische zondag in Rijssen, alles is hier dicht ” Vertelt Bernice als ik voor haar deur naar de stille straat wijs.
Bernice is opgegroeid in het Twentse Rijssen. Bernice groeide op in een katholieke bubbel: ze ging naar de katholieke basisschool en bezocht tijdens feestdagen zoals Kerst en Pasen met haar familie de katholieke kerk. Als baby is ze daar gedoopt en later deed ze haar communie en haar vormsel. Geloof speelde een prominente rol in haar jonge jaren, maar nu ze ouder is, heeft het minder betekenis voor haar. ‘’We hebben twaalf of dertien kerken in Rijssen echt heel veel, maar er zijn maar twee katholieke kerken. Mede hierdoor ben ik wat minder met mijn geloof bezig, omdat er niet veel mensen om mij heen actief met het geloof bezig zijn. ‘’Het zou zomaar kunnen dat de mensen uit mijn buurt straks weer terug naar huis lopen of fietsen.’’
Voor Bernice is geloof meer tradities en opvoeding dan haar geloofsovertuiging. Van huis uit kreeg zij de normen en waarden van het katholieke geloof mee. Tradities getrouw gingen ze tijdens feestdagen zoals Kerst en Pasen naar de kerk. Tijdens de pandemie ging de familie met de feestdagen niet naar de kerk en sindsdien zijn ze niet meer geweest. Af en toe bidt ze met de feestdagen, maar ook dit is voor Bernice meer een lange gewoonte: ”Ik heb het al zolang zo gedaan, het voelt raar om het niet te doen.”
Haar ouders vinden het belangrijk dat Bernice hierin haar eigen keuze kan en mag maken. ‘’Wij hebben Bernice heel vrij opgevoed juist, omdat we zien dat die verplichting van het geloof en bijvoorbeeld naar de kerk gaan, heel erg averechts werkt. We willen dat ze haar eigen weg kiest. Wij zullen haar hoe dan ook steunen.”
‘’Op school en bij feestdagen met de familie wordt er nooit iemand verplicht om te bidden. Vanaf kleins af aan is ons geleerd om vooral te doen wat voor jezelf goed voelt. Geloven doe je immers voor jezelf. Zolang je maar respect hebt voor een ander, die bijvoorbeeld wel wil bidden.’
‘’Toen ik kleiner was, ging ik weleens naar de speeltuin tegenover ons huis”, vertelt Bernice. Vanuit de keukentafel wijst ze naar een grote zandvlakte met een klimtoestel, groene glijbaan en een schommel. ”Daar speelden we met de kinderen uit de buurt, maar zij maakten vaak nare opmerkingen, omdat wij er anders uitzagen. De protestantse meisjes hadden een lange rok en kousen aan, terwijl wij vaak een broek droegen. ‘Je mag helemaal geen broek aan,’ zeiden ze dan.” Voor Bernices was dit vroeger moeilijk om te begrijpen, maar nu ze ouder is, kan ze zich beter verplaatsen in waarom de protestantse kinderen dit zeiden: ‘’Protestantse kinderen leren vaak weinig over andere geloofsovertuigingen. Voor hen was het niet normaal dat een meisje een broek droeg, terwijl dat voor ons juist heel vanzelfsprekend was. Het verschil was dat wij wisten waarom zij een lange broek droegen, maar zij wisten niet waarom wij dat niet deden.’’
Op de katholieke basisschool leerde Bernice niet alleen over haar eigen geloof, maar ook over dat van anderen. ‘’Ik kan heel goed met mijn vrienden die een ander geloof hebben over het geloof praten. Dat vind ik juist heel interessant. Alleen is het soms wel fijn om met iemand over je eigen geloof te kunnen praten, iemand die jou écht begrijpt.”
Haar vriendin Liv, die ook katholiek is, is haar steun en toeverlaat. Toen ze allebei een tussenjaar namen na het vwo, groeiden ze nog dichter naar elkaar toe. ‘’Het is heel fijn om met Bernice over het geloof te kunnen praten. Als ik het over mijn communie heb, dan is het niet: wat is dat? Ze weet precies wat ik bedoel. Omdat wij hetzelfde geloof delen, begrijpen wij elkaar gewoon beter.”
‘’Voor mij is Rijssen geen warme plek. Ik heb mijn familie en vrienden hier, dat maakt het mijn thuis, maar Rijssen zelf voelt niet als thuis.’’ Vooral de stille zondagen maken dat het hier voor Bernice niet gezellig of sfeervol voelt. Bernice mist ook de verbondenheid in Rijssen, mensen maken volgens haar te weinig praatjes met elkaar. ‘’In mijn buurt wonen veel verschillende gelovigen door elkaar. De protestantse mensen zie ik naar de kerk gaan en langs mijn huis lopen, maar verder kom ik ze in mijn dagelijks leven eigenlijk nooit tegen. Vroeger als wij tv keken, kwamen de buurkinderen nog weleens bij de ramen staan om mee te kijken, omdat zij op zondag geen tv mochten kijken.’’
”Als ik mensen vertel dat ik uit Rijssen kom, denken ze standaard dat ik strenggelovig ben en altijd naar de kerk ga. Terwijl dit in mijn geval totaal niet klopt.” De woorden komen geïrriteerd uit haar mond en een kleine boze frons vormt zich tussen haar wenkbrauwen. ‘’Ik snap dat mensen snel een vooroordeel hebben over Rijssen of over het katholieke geloof, maar je kwetst soms echt mensen met bepaalde opmerkingen. Hou je vooroordelen gewoon lekker voor jezelf.’’
‘’Kijk, daar lopen ze allemaal’’ Een grote stoet mensen loopt langs het huis van Bernice. Vanuit haar keukenraam zien we gezinnen: de vrouwen en meisjes in jurken en rokken, de meesten met een hoedje op hun hoofd en een tasje om hun arm. De mannen dragen nette broeken, want een spijkerbroek is absoluut niet toegestaan. ‘’Op zondag merk ik er niet zoveel van, want ik lig meestal nog in bed. Soms hoor je hun nette schoenen klikken en dan denk ik: oh ja, ze zijn weer naar de kerk geweest en ik blijf dan gewoon in mijn bed, kijkend naar een wereld waar ik zelf niet helemaal bij hoor.”