Toen Ingrid Boelens op 56-jarige leeftijd de diagnose borstkanker kreeg, dacht ze maar één ding: “Ik heb echt geen zin in dat ziekenhuis.” Wat volgde, was een periode die niet alleen haar gezondheid, maar ook haar werk, energie en levensprioriteiten veranderde.


Na een zwaar behandeltraject probeerde Ingrid terug te keren naar haar baan in het onderwijs, maar merkte dat niets meer voelde zoals vroeger. De ziekte had haar lichaam én haar denken veranderd. “Ik dacht: ik ben beter, dus ik ga gewoon weer door. Maar dat werkt niet zo. Op een dag hield het gewoon op.”

We gaan even terug naar het begin. Wat gaat er op zo’n moment door je heen?

Nou, ik dacht eigenlijk: ”Oh, ik heb er zo geen zin in”. Eigenlijk was dat mijn reactie: ‘’Oh, ik heb echt geen zin in dat ziekenhuis.’’ Ik was lekker bezig en daar wou ik mee doorgaan.

Jij werkte op een basisschool. Wat was de reactie op je werk?

Vervelend voor je, dat soort dingen.
Je moet het doorgeven. Maar ik moest ook meteen stoppen met werken werd mij gezegd. Want het is een zwaar traject en je hebt rust nodig.
Daarna wordt je vrij snel opgeroepen en dat de behandelingen gaan beginnen.
Het jaar was net begonnen. Ik moest op de eerste donderdag van de eerste schoolweek naar het ziekenhuis. Dus ik vertelde het aan mijn directeur en donderdag moest er een invalster voor de klas komen. Toen ik werd opgebeld zei ik eerst: ‘’Nou, doe even vroeg van tevoren dan kan ik daarna weer naar school.’’

Nou, zei de telefoniste, zo werkt het niet helemaal.

En bij de eerste ontmoeting met het ziekenhuis hoor je het vrij snel. Bij mij was eigenlijk al meteen duidelijk dat ik kanker had.
Toen belde ik mijn directeur op en ik zei: ‘’doe die invalster voor morgen ook nog maar.’’
En toen kwam ik de vrijdag haar vertellen dat ik onder behandeling was en dat ik niet ging werken.

Ben je er open over geweest naar de mensen?

Oh ja hoor, ja, ja.

Want je zus zei dat je initieel tegen mensen zei dat je even op een sabbatical ging.

Ja, dat zei ik ook. Ik zeg: ‘’jongens ik heb even een sabbatical, volgend jaar ben ik er weer.’’

Maar dat is toch eigenlijk helemaal niet open?

Nee, dat klopt. Maar ik had de instelling van, nou, oké, ik doe dit even en volgend jaar ben ik er weer.

Je zegt net, ik had gedacht, doe dit een jaartje en dan ben ik weer terug. Hoe is jouw voorgevoel in vergelijking tot de werkelijkheid?  Hoe is dat gegaan?

Dat liep niet zoals ik gedacht had. Ik voelde heel veel weerstand in mijn lichaam. Maar ik dacht, ik ben beter, dus ik moet weer aan het werk.
Dus ik ben gewoon weer aan het werk gegaan. Wel langzaam opgebouwd, maar ook eigenwijs
te snel en te veel. En ik dacht, ja, ik ben toch beter? Ik ga gewoon weer door.

En die weerstand waar kwam dat uit voort?

Nou, uit alles. Alles riep weerstand op. Ik weet dat ik dit vroeger leuk vond, maar ik vond het niet meer leuk. Het ging niet, alles was me teveel, eigenlijk. Dus als een collega iets vroeg, was me dat al teveel.

Maar in het begin negeer je dat. Tenminste, ik negeerde dat.

Denk je dat dat kwam door de behandelingen? Of meer vanuit persoonlijke ontwikkeling.

Het is zoals dat heet, een life event. Een gebeurtenis in je leven wat natuurlijk impact heeft, alhoewel ik echt nooit bang ben geweest om dood te gaan. Maar je kunt niet met je verstand alles maar wegredeneren en denken van, ja, dat doe ik ook wel even, weet je. Zo werkt dat niet.
Dat heb ik wel mijn hele leven gedaan, van, hupsakee, alles los ik op en ik ga altijd maar door.

Maar dat houdt een keer op.

Je was actief in het onderwijs toen je de diagnose kreeg. Hoe gingen ouders en kinderen hier mee om? Ik hoorde van je zus dat je ook ouders van leerlingen had, die al direct aanboden om te helpen.

Er was wel één kleutertje die met zijn moeder regelmatig even kwam. Dan wou hij wat door de brievenbus gooien, had hij een tekening voor mij gemaakt. En dan vroeg ik ze even binnen als ik ze zag. Ik had sowieso een hele goede band met dat kindje. Hij stotterde ook, net zoals ik. Dus je hebt wel een bepaalde klik.
Je verwacht niks. Maar het is wel schattig dat je dat ziet. Dat is wel heel leuk.

Maar ja, een andere juf is ook leuk.

De terugkeer naar het onderwijs bleek toch niet een succes. Wat was voor jou de doorslaggever om er mee te stoppen?

Dat heeft iets van twee jaar geduurd.
Maar dat ik toch maar moe bleef en op die bank kwam te hangen. En twee jaar is dan best lang.
Terwijl ik best goed door alle behandelingen heen ging.
Ik vond de periode erna vervelender dan het ziek zijn. Dat klinkt misschien raar.

Bedoel je dan het bijkomen of het re-integreren?

Het re-integreren. Ik dacht, ik moet een beetje op tijd integreren en een beetje snel. Ik heb ook een kind thuis en die wil ik ook niks ontnemen. Daar wil ik ook leuke dingen mee doen of voor doen. Dus dat had ik ook wel in mijn achterhoofd. Maar het werken op zich dat voelt allemaal zo onbelangrijk en ik kon het qua energie gewoon niet aan.
Ik vond het ook niet meer belangrijk. Toen dacht ik, ja maar hier ben ik niet beter voor geworden.

Ik kap ermee.

Was dat een gevoel van opluchting?

Ik dacht, ik doe het niet meer.
Het is niet leuk. Maar ik was wel opgelucht.

Is er nu iets waarvan je denkt, had ik dat maar anders gedaan?

Met dat integreren had ik wel even kunnen wachten. Dat had ik niet zo snel op hoeven te pakken. Ik had wel iets liever voor mezelf kunnen zijn daarna.

Hoe ziet jouw toekomst eruit? Hoe wil je die in gaan vullen?

Nou, net zoals nu, wat ik nu doe, ik ben creatief, ik ben sportief bezig. En ik probeer wel in zoverre maatschappelijk een steentje bij te dragen, door wel mensen die wat hulp kunnen gebruiken af en toe wel te helpen.