Tijdens de landelijke Bodemdierdagen in oktober zijn gemiddeld meer dieren dan ooit geteld. Tijdens de zoektocht werden er meer dan 21.000 bodemdieren op ruim vijfhonderd locaties gevonden. De oorzaak van de hoge aanwezigheid bodemdieren is de relatief koele en zatte zomer die we hebben gehad.
‘’De bodemdieren zijn gewend aan een vochtige omgeving en vooral bij een snelle verschuiving tussen warm en koud zijn er weinig dieren die daar tegen kunnen.’’ Zegt Koos Biesmeijer, wetenschappelijk directeur bij Naturalis en Hoogleraar Natuurlijk Kapitaal aan de Universiteit Leiden. Van die verschuiving was afgelopen zomer weinig sprake en dat komt de meeste bodemdieren ten goede. Bijvoorbeeld naaktslakken, kevers en mieren zijn tijdens de Bodemdierdagen meer geteld dan in andere jaren. De natte zomer is niet alleen nu voordelig. De positieve effecten blijven op grote delen van de grond nog wel zichtbaar, volgens Biesmeijer: ‘’Het ligt eraan waar, op een agrarisch veld is een slecht systeem, maar in de natuur is er veel meer veerkracht. Daar is de grond als een spons die het water opslaat, waardoor het meer kan hebben als het droog is.’’
De winnaar van de Bodemdierdagen zijn, net als in veel andere jaren, de regenwormen. In ruim 87% van de tuinen waren regenwormen aanwezig. De top drie wordt aangevuld door spinachtigen en pissebedden. Alle drie de groepen zijn in een groter deel van de tuinen gezien dan vorig jaar. Ook zijn er in het overgrote deel van de tuinen bijzondere bodemdieren gevonden. In Leeuwarden werd een glansloopkever en een herfststrooiselspin gesignaleerd. Mede hierdoor is Leeuwarden door de organisatie uitgeroepen tot Bodemdierenstad 2023.